Ondernemingsrecht in de praktijk

Ondernemingsrecht in de praktijk

Rechterlijke machtiging bij omzetting van of in een stichting kan ook van toepassing zijn op kerkgenootschappen.

De Hoge Raad heeft in een prejudiciële beslissing van 21 april 2017 de vraag beantwoord of artikel 18 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (art. 2:18 BW) van overeenkomstige toepassing is op een kerkgenootschap dat zich wil omzetten in een stichting. In dat artikel is bepaald dat hiervoor rechterlijke machtiging nodig is. Deze kan worden verkregen middels een verzoekschrift dat moet worden ingediend bij de rechtbank waar de rechtspersoon is gevestigd. Zie //deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2017:771.
De vraag werd bevestigend beantwoord door de Hoge Raad. In artikel 2 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (art. 2:2 BW) is bepaald dat kerkgenootschappen en hun zelfstandige onderdelen en lichamen waarin zij zijn verenigd rechtspersoonlijkheid bezitten. Voorts is bepaald dat zij worden geregeerd door hun eigen statuut, voor zover dit niet in strijd is met de wet.
Verder is in dit artikel bepaald dat, met uitzondering van het artikel dat een kerkgenootschap voor wat betreft vermogensrecht gelijk staat aan een natuurlijk persoon, de overige artikelen van Titel 1 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek niet voor kerkgenootschappen gelden en dat overeenkomstige toepassing wel is geoorloofd, voor zover deze is te verenigen met hun statuut en met de aard van de onderlinge verhoudingen. In artikel 18 lid 4 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (art. 2:18 lid 4 BW) is bepaald dat voor een omzetting van of naar een stichting en van een N.V. of B.V. in een vereniging rechterlijke machtiging is vereist.
De Hoge Raad beschouwt de inrichtingsvrijheid van kerkgenootschappen als belangrijk en oordeelt dat noch de tekst, noch de wetshistorie van artikel 2:2 lid 2 BW zich ertegen verzetten dat een kerkgenootschap zich omzet in een andere rechtsvorm. Een voorwaarde is daarbij wel, dat gelet op de tekst van artikel 2:2 lid 2 BW, die omzetting te verenigen is met het statuut van het kerkgenootschap en de aard van de onderlinge verhoudingen. Artikel 2:18 BW leent zich dus voor overeenkomstige toepassing op kerkgenootschappen. Daarbij maakt het niet uit of het kerkgenootschap zich in een privaatrechtelijke rechtspersoon omzet, of een privaatrechtelijke rechtspersoon in een kerkgenootschap. Voorts oordeelt de Hoge Raad dat voor de omzetting van een kerkgenootschap naar vereniging een rechterlijke machtiging niet nodig is, maar rust er wel voor de notaris een bijzondere zorgplicht om na te gaan of de besluitvorming goed is verlopen en kan hij daarbij toch nog (bijv. bij twijfel) om een rechterlijke machtiging verzoeken.
Leroux Advocatuur heeft ervaring met omzettingstrajecten van een vereniging naar stichting en samenwerking met notarissen op dat vlak. Wilt u meer weten over de voor omzetting benodigde rechterlijke machtiging? Neem dan contact met ons op.

Comments are closed.